Algemeen
De jaarrekening is opgesteld overeenkomstig de bepalingen van het "Besluit Begroting en
Verantwoording provincies en gemeenten" (BBV) en de hieronder genoemde gemeentelijke
verordeningen.

Grondslagen van waardering en resultaatbepaling
Hieronder zijn de uitgangspunten geformuleerd, die zijn gehanteerd voor de balanswaardering van de activa en passiva en de bepaling van het resultaat.
Naast de bepalingen van het BBV liggen aan de waardering vijf beleidsnota's ten grondslag:

  • de "Financiële beheersverordening Nieuwegein 2015"
  • Nota "Investerings- en afschrijvingsbeleid 2015"
  • Nota "Beleid reserves en voorzieningen 2016-2020"
  • de "Hoofdlijnennotitie resultaatbestemming" (2008)
  • Nota "Grondbeleid 2015-2019"

Waardering activa
Algemeen
Op grond van de nota "Investerings- en afschrijvingsbeleid" worden investeringen boven de
€ 25.000 geactiveerd. In het BBV is bepaald, dat uitsluitend wordt afgeschreven op investeringen die daadwerkelijk in gebruik zijn genomen. Deze handelwijze wordt in deze jaarrekening toegepast. De rente wordt berekend over het werkelijk geïnvesteerde bedrag.

Immateriële vaste activa
Deze worden afgeschreven binnen maximaal 5 jaar.

Bijdrage aan activa in eigendom van derden worden geactiveerd indien aan de volgende vereisten is voldaan:

  • Er is sprake van een investering door een derde
  • De investering draagt bij aan de publieke taak
  • De derde heeft zich verplicht tot het daadwerkelijk investeren zoals is overeengekomen
  • De bijdrage kan door de gemeente worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.

Op de geactiveerde bijdragen aan activa in eigendom van derden wordt afgeschreven, waarbij de afschrijvingsduur maximaal gelijk is aan de verwachte gebruiksduur van de activa waarvoor de bijdrage aan derden wordt verstrekt.

Materiële vaste activa
Alle materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de oorspronkelijke verkrijgingsprijs (de inkoopprijs en de bijkomende kosten) of vervaardigingsprijs (de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige directe kosten), verminderd met de ontvangen subsidies en bijdragen die direct gerelateerd zijn aan het actief, de jaarlijkse afschrijvingslasten en afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen. Duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.

Ten aanzien van investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut geldt tot aan investeringsdatum 31 december 2016 dat eventuele bijdragen uit de reserves in mindering zijn gebracht op deze investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.In het BBV is bepaald, dat uitgaven voor investeringen na 1 januari 2017 met maatschappelijk nut worden geactiveerd.

Ten aanzien van investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven geldt dat vanuit de spaarcomponent van door heffingen gevormde voorzieningen voor toekomstige vervangingsinvesteringen met economisch nu in mindering zijn gebracht op de in het boekjaar gepleegde investeringen met economisch nut waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing is geheven. Over het resterende bedrag wordt afgeschreven.

De op de oorspronkelijke verkrijgings- of vervaardigingsprijs toegepaste jaarlijkse afschrijvingen corresponderen met een stelsel dat is afgestemd op de verwachte gebruiksduur (kortste van de geschatte economische levensduur of technische gebruiksduur) van de geactiveerde objecten en voorzieningen.

Conform de BBV is de balanscategorie 'niet in exploitatie genomen gronden' (NIEGG) met ingang van 2016 afgeschaft. Gronden die voor de inwerkingtreding van dit nieuwe besluit werden geclassificeerd als Voorraden niet in exploitatie genomen gronden zijn thans geclassificeerd als materiële vaste activa (strategische gronden).

De afschrijving wordt berekend op grond van de nota Investerings- en afschrijvingsbeleid.
In principe wordt op alle investeringen lineair afgeschreven. Op deze regel is een uitzondering
gemaakt voor de investeringen betreffende de parkeergarages. Die worden annuïtiair
afgeschreven.

Afschrijvingen geschieden daarnaast onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar. Op gronden wordt niet afgeschreven, tenzij de grond deel uitmaakt van een investering in de openbare ruimte met maatschappelijk nut. Eventuele boekwinsten bij inruil of afstoting van een kapitaalgoed zijn als incidentele bate in de jaarrekening verwerkt.

Bij het opstellen van iedere begroting wordt het rentepercentage voor de berekening van de rentelasten van de investeringen vastgesteld. Dit rentepercentage wordt berekend, zoalsvoorgeschreven in de BBV en volgt - in het algemeen - de rente op de kapitaalmarkt. Voor 2017 is dit rentepercentage vastgesteld op 3,5%.

Duurzame waardevermindering van vaste activa
Afwaardering van bedrijfseconomisch vastgoed vindt plaats indien de directe opbrengstwaarde lager is dan de boekwaarde. Lagere taxatiewaarden dan de boekwaarden van onroerende zaken zijn hierbij als duurzame waardedaling in aanmerking genomen. Afwaardering van maatschappelijk vastgoed vindt plaats indien de directe opbrengstwaarde lager is dan de boekwaarde en er ten opzichte van de huidige functie geen (bestuurlijke) intentie is voor duurzame exploitatie.

Financiële vaste activa
De financiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de oorspronkelijke verkrijgingsprijs (de inkoopprijs en de bijkomende kosten), de jaarlijkse aflossingen, afschrijvingslasten en afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen. Duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat het van boekjaar in aanmerking genomen.
Zo nodig is een voorziening voor verwachte oninbaarheid op de boekwaarde in mindering gebracht.
Participaties in het aandelenkapitaal van NV’s en BV’s (kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen in de zin van het BBV) zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs van de aandelen. Indien de marktwaarde van de aandelen daalt tot onder ver verkrijgingsprijs, vindt afwaardering plaats naar deze lagere marktwaarde.

Grondbedrijf
Verslaggeving grondexploitaties

  • In de "Financiële beheersverordening Nieuwegein 2015", heeft de raad de kaders voor de financiële organisatie, het financiële beheer en het financiële beleid vastgesteld. Op grond van deze verordening dient het college van burgemeester en wethouders tenminste eens in de vier jaar een (bijgestelde) Nota "Grondbeleid" aan de raad ter vaststelling aan te bieden. In 2015 is deze nota door de raad vastgesteld.
  • In artikel 25 van de "Financiële beheersverordening Nieuwegein" is de systematiek van de verslaglegging van de grondexploitaties vermeld.
  • In geval van verliesgevende complexen wordt vooraf (via de exploitatie) een voorziening gevormd, die in mindering op de boekwaarde van het onderhanden werk wordt gebracht.
  • In geval van winstgevende complexen wordt resultaat genomen volgens de percentage of completion methode vanwege gewijzigde regels van de commissie BBV en niet pas vanaf het moment dat 50% van de verwachte opbrengst uit grondverkopen is gerealiseerd zoals vermeld in de Nota Grondbeleid.
  • Op winstgevende complexen wordt rente op de boekwaarde bijgeschreven. Op verliesgevende complexen wordt geen rente bijgeschreven. In dat geval wordt de rente rechtstreeks ten laste van het resultaat grondbedrijf gebracht.

Onderhanden werk
De door het Grondbedrijf in exploitatie genomen gronden zijn op de balans opgenomen op de
post "Voorraden". Deze post geeft het saldo weer van de werkelijk gemaakte kosten en
ontvangen opbrengsten van een bepaald complex. De boekwaarde (het saldo van deze post) kan
zowel positief als negatief zijn. Bij een negatieve boekwaarde worden renteopbrengsten
gerealiseerd, terwijl bij een positieve boekwaarde er sprake is van rentekosten.

Resultaat Grondbedrijf
Het jaarresultaat van het Grondbedrijf wordt niet bepaald door de jaarlijkse uitgaven en
inkomsten in de grondexploitaties, maar door de volgende onderdelen:

  • het resultaat beheer
  • rente over boekwaarde van verlieslatende complexen die conform het BBV ten laste van het resultaat van het Grondbedrijf komt
  • het naar beneden of boven bijstellen van reeds getroffen voorzieningen voor verlieslatende plannen op basis van de jaarlijkse actualisatie van de prognose van het resultaat van de lopende grondexploitaties
  • het treffen van een voorziening voor een nieuw in exploitatie te nemen plan met een verliesgevend karakter
  • resultaatneming op een winstgevende grondexploitatie (afhankelijk van de mate van realisatie van de verkoopopbrengsten)

Het resultaat beheer behelst het saldo van kosten en opbrengsten van het dagelijks beheer van de complexen. Onder de kosten zijn begrepen belastingen, onderhoud, assurantiën, algemene kosten en betaalde rente kapitaalverstrekking. Tot de opbrengsten behoren huren, pachten, rente bij verkoop en opties tot verkoop.

Uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan een jaar
De uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan een jaar worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid is een voorziening in mindering gebracht. Deze voorziening wordt statisch bepaald.

Onzekerheid baten eigen bijdragen

Een aanvrager van een voorziening, zoals hulp in de huishouding, ondersteuning of een financiële tegemoetkoming (persoonsgebonden budget) is op grond van de Wmo een eigen bijdrage verschuldigd. Het CAK verstrekt aan de gemeenten een totaaloverzicht van de geïncasseerde eigen bijdragen waarna maandelijks afstorting aan de gemeenten plaats vindt.
Gemeenten kunnen op deze overzichten van het CAK wel de aantallen personen en omvang van de zorgverlening in totaal beoordelen met de eigen Wmo-administratie. Probleempunt is dat gemeenten niet beschikken over de inkomensgegevens van de personen om de eigen bijdrage op persoonsniveau te kunnen berekenen. Hierdoor is het voor gemeenten niet mogelijk de juistheid op persoonsniveau en volledigheid van de eigen bijdragen als geheel te kunnen vaststellen.
Door de systematiek te kiezen van het vaststellen van de eigen bijdragen door het CAK, heeft de wetgever in feite bepaald, dat de verantwoordelijkheid voor de juistheid en volledigheid van de eigen bijdragen geen gemeentelijke verantwoordelijkheid is en derhalve niet valt onder de reikwijdte van de rechtmatigheidscontrole door de accountant van de gemeente. Dat betekent dat door de gemeenten geen zekerheden over omvang en hoogte van de eigen bijdragen kan worden verkregen als gevolg van het niet kunnen vaststellen van de juistheid op persoonsniveau, zoals hiervoor is toegelicht. De gemeente zal deze onzekerheid in de jaarstukken moeten noemen (bij deze), ook al ligt de oorzaak niet bij de gemeente.

Liquide middelen
De liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.

Overlopende activa
De overlopende activa zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid is een voorziening in mindering gebracht. Deze voorziening wordt statisch bepaald.

Reserves en voorzieningen
Op 31 maart 2016 is de nieuwe nota Beleid reserves en voorzieningen 2016-2020" vastgesteld. De inzichten uit deze nota zijn in de balans verwerkt.

Reserves
De vorming van reserves is gebaseerd op artikel 43 van het BBV. Er zijn twee soorten reserves:
• de algemene reserve
• de bestemmingsreserves

Op de balans wordt het saldo van rekening baten en lasten apart van de reserves onder het eigen
vermogen tot uitdrukking gebracht. De feitelijke bestemming van het jaarresultaat vindt pas
plaats, nadat de raad heeft beslist over een voorstel tot bestemming ervan.

Voorzieningen

  1. Voorzieningen worden gevormd wegens:
    a. verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, doch
    redelijkerwijs te schatten;
    b. op de balansdatum bestaande risico's ter zake van bepaalde te verwachten verplichtingen
    of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten;
    c. kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren;
    d. de bijdragen aan toekomstige vervangingsinvesteringen, waarvoor een heffing wordt geheven als bedoeld in artikel 35, eerste lid, onder b.
  2. Tot de voorzieningen worden ook gerekend van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden, met uitzondering van de voorschotbedragen, bedoeld in artikel 49, onderdeel b.
  3. Voorzieningen worden niet gevormd voor aan jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume.
  4. De voorziening worden opgenomen o.b.v. contante waarde berekening, met uitzondering van onderdelen binnen de voorziening wethouders.

Van derden verkregen middelen
De van derden verkregen middelen, die specifiek moeten worden besteed, met uitzondering van de voorschotbedragen bedoeld in artikel 49, onderdeel b van het BBV, behoren niet tot de
voorzieningen, maar worden op de balans verantwoord als "Overlopende passiva".

Vennootschapsbelasting.
De schatting van te betalen vennootschapsbelasting is gedaan op basis van de SVLO-richtlijnen; de richtlijnen die het Samenwerkingsverband Lokale Overheden en fiscus gepubliceerd heeft.